Mis(s)communicatie

‘Sorry, ik kom net uit bad’, klinkt het ergens boven me. Ik kijk recht in haar decolleté. ‘We waren het vergeten.’ De roze badstof verdwijnt uit beeld en in de rechterbenedenhoek verschijnt mijn leerling, verhit gezicht, zwarte veeg op haar wang. ‘Hoi Inge!’ Mijn spiegelbeeld lacht, mijn hoofd lijkt enorm. Ik kantel het scherm een beetje. We worden Skype-moe, merk ik, ik niet alleen, ook mijn leerlingen. Zaten ze de eerste weken braaf op tijd startklaar voor hun muziekles-op-afstand, vandaag gaat het moeizaam.
De één appt me, 5 minuten voor onze online afspraak, dat ze niet thuis is, of het ook een andere keer kan. Een ander verschijnt in bikini op mijn scherm, bokkig fronsje op haar voorhoofd, duidelijk met tegenzin uit de tuin geplukt om bij de computer hobo te komen spelen. De derde zit zélf weliswaar klaar maar als ik haar na een kort babbeltje vraag te beginnen blijkt haar instrument (‘Oh, wacht even!’) nog op haar kamer te liggen en voor ik mijn mond zelfs maar open kan doen is ze weg en zie ik minutenlang niets anders dan mijn eigen bolle hoofd en haar keukenkastjes terwijl op de achtergrond bonkende voetstappen, slaande deuren en snauwende stemmen tot me doordringen. Zes minuten en veertig seconden later verschijnt uit het niets een blauw lesboek met daarachter haar triomfantelijke snoet. We worstelen ons door twee regels, dan moet ik ophangen want de volgende leerling komt online. Hij heeft problemen met zijn hobo óf zijn riet – het duurt lang voor ik dat door het scherm kan achterhalen. De vijfde leerling staat zó ver weg dat ze me niet hoort wanneer ik haar wil onderbreken zodat ik het hele stuk moet uitzitten voor ik haar kan vertellen dat ze consequent het verkeerde ritme zit te spelen. De volgende leerling heeft zó’n slechte verbinding dat ik niet kan verstaan wat ze zegt en uiteindelijk appt ze me, terwijl ik haar gepixelleerde voorhoofd voor me zie, dat ze het vanaf de computer gaat proberen.
Ik heb nog drie minuten.
Begrijp me niet verkeerd, ik ben ontzettend blij dat de technologie ons in staat stelt onze muzieklessen te blijven geven. Als deze crisis ons tien jaar geleden had overspoeld dan waren veel van ons verzopen. Nu kunnen we blijven werken en dus blijven verdienen. Een groot geschenk in deze tijd.
De eerste weken was het zelfs wel lollig: De stress van op tijd de deur uit hollen was verdwenen. Ik zat op mijn gemakje achter het scherm, slofjes aan en kop thee bij de hand. Ineens kwam ik bij mijn collega’s en leerlingen thuis. Het had iets intiems om zo digitaal bij elkaar over de vloer te komen, een glimp van hen op te vangen buiten de leskamer, kennis te maken met hun interieur en hun huisgenoten. In de veel gevallen was dat buitengewoon handig (helpende ouders bij technische problemen), grappig (verveelde hond sjokt voorbij) of vertederend (‘kijk juf, en dit is mijn kat!’).
Soms was het lastig (ouder bemoeit zich met de les), irritant (peuter gaat compleet uit z’n dak op de achtergrond en moeder doet niets) of ronduit gênant. Zo vroeg een collega haar leerling het scherm iets bij te draaien waarna ze werd getrakteerd op de aanblik van een halfnaakt vriendje dat, ontspannen steunend op één arm, de muziekles vanuit het liefdesnest geïnteresseerd leek te volgen. Een andere collega was voor de duur van de twintig lesminuten woord voor woord getuige van een echtelijke ruzie en zelf mocht ik één van mijn leerlingen minutenlang in zijn onderbroek bekijken omdat hij blijkbaar het bereik van zijn camera wat had onderschat.
En dat is nog buiten de sociale onhandigheden gerekend. Ontelbare keren staarden mijn collega’s en ik elkaar ongemakkelijk zwijgend digitaal aan om vervolgens allemaal tegelijk (in godsnaam, verbreek die pijnlijke stilte!) te beginnen met praten. En van schrik weer allemaal te stoppen. Met kromme tenen keek ik in een groepsmeeting (“microfoons uit, tenzij je wat wilt zeggen!”) hoe een collega die braaf haar vinger opstak minutenlang werd genegeerd en probeerde ik in een ander gesprek zorgvuldig de neusgaten van mijn gesprekspartner te negeren terwijl ik vocht tegen de aandrang om “KANTEL JE SCHERM” naar hem te schreeuwen.
Bij klassiek balletlessen via Zoom was ik zélf de leerling. Omdat een dergelijke les enige bewegingsvrijheid vereist ruilde ik mijn neutrale lege muur in voor mijn enigszins rommelige zolder. Met de laptop balancerend op twee foto-albums óp het logeerbed ging het net – al stootte ik me voortdurend aan de schommel die er hangt. Wie bij Zoom ‘speaker view’ instelt krijgt de pratende dansdocente groot in beeld - handig voor de instructies. Nadeel is wel dat wie op een ongemakkelijk moment een kreun laat ontsnappen ineens vol in de spotlights staat terwijl je de uitleg mist.
Met vrienden keek ik Boer zoekt vrouw op afstand: We pauzeerden de tv (opnieuw: Hulde aan de techniek van 2020) en telden af om gezamenlijk te kunnen beginnen. Dat lukte bijna. Het effect was hetzelfde als wanneer je een voetbalwedstrijd zat te kijken waarbij je de buren al hoorde juichen terwijl bij jou thuis de bal nog op de middenstip lag.
Hoe blij ik ook was met dit vreemde alternatief voor communicatie die in het echte leven vaak al lastig genoeg is, ik merk dat het even genoeg is geweest. Ik ben dankbaar voor de mogelijkheden die de techniek ons biedt. Ik besef dat het een first-world-problem in optima forma is en dat mijn geklaag een komische, universele ergernis van de afgelopen maanden vormt, ervaringen die we delen. Ik kan een zweverig verhaal houden over verbinding, over de kracht van non-verbale communicatie, over efficiency en to-the-point komen. Ik zou kunnen aanstippen dat we geen app nodig hebben om langs elkaar heen te kunnen praten. Ik zou kunnen schrijven dat ik, nota bene werkzaam op een afdeling communicatie, steeds minder van het concept ga begrijpen. Maar weet je? Daar heb ik helemaal geen zin in. Ik heb de afgelopen maanden genoeg nagedacht, genoeg zingegeven en genoeg gereflecteerd. Ik wil gewoon weer aan het werk, elkaar weer zien en (ja, ik weet dat dat nog niet mag) aanraken. Rechtstreeks communiceren, van mens tot mens, met ongetwijfeld óók genoeg ongemakkelijke momenten om pagina’s mee te vullen, maar dan wél face-to-face. Ik ga weer lesgeven.