Een wonderlijk geluid

Raar woord is dat eigenlijk, wonderlijk. Zelden trof een woord me als zo puur en zo verwarrend tegelijk.
De altijd trouwe Dikke van Dale beschrijft de betekenis van het woord als “als een wonder”, met onmiddellijk daaropvolgend de tweede suggestie: “vreemd, zonderling.”
Misschien zou dat eigenlijk op één moeten staan, wat het woordenboek van Muiswerk doet. Zij geven je zelfs nog een paar synoniemen die ík in elk geval alleen maar met een licht sarcasme over mijn lippen zou kunnen krijgen. Ze komen werkelijk allemaal aan bod: Gek, merkwaardig, raar, vreemd. Curieus. Typisch.
En ik moet toegeven, ook voor mij is wonderlijk eigenlijk het nieuwe ‘apart’ – een woord dat je onmogelijk nog in de oorspronkelijke betekenis kunt gebruiken omdat het besmet is geraakt door het oordeel dat het vaak moet verbloemen. Knettergek. Oerlelijk.

Ik gebruik ‘wonderlijk’ zoals een ander ‘apart’ zou gebruiken – als een quasi civiele manier om mijn lichte afkeuring over te brengen.
Als de automobilist voor me zijn knipperlicht niet gebruikt en plots afslaat. Als een collega zich schijnbaar zonder gêne onprofessioneel gedraagt. Als iemand halfnaakt op straat loopt of als het kabinet een vreemde beslissing neemt. Wonderlijk. Apart. Ánders.
Ik bedoel daar doorgaans iets heel anders mee en volgens het oude gezegde ‘zoals de waard is...’ vat ik die woorden dus ook zo op als ik ze hoor.
In alle oprechtheid kan ik zeggen dat mijn zelfvertrouwen er niet van zou groeien als iemand me zou vertellen dat ik een aparte trui draag, dat de cake die ik heb gebakken een typische smaak heeft of wanneer iemand me zou roemen om de wonderlijke keuzes die ik in mijn leven maak.

En tóch heeft ‘wonderlijk’ onlangs mijn hart gestolen. Het kwam door die oudere dame die me aansprak omdat ze m’n hobo wat beter wilde bekijken. We maakten een praatje, ze complimenteerde me met mijn spel en zei: “Ik heb dat altijd zo’n prachtig instrument gevonden. De klank ervan, het geluid… zó wonderlijk!”
En ik begreep haar – want ik voel het dagelijks.

Vrijwel niets is zo fascinerend als geluid. Hoe kan het dat het ene geluid een bijna voelbaar genot veroorzaakt terwijl het andere niets dan vluchtgedrag bij je oproept? En hoe is het mogelijk dat dat wat de één gretig tot zich neemt bij de ander de rillingen over de rug doet lopen? Hoe omschrijf je een geluid dat je mooi vindt en hoe leg je uit waarom het je raakt?
Ík kan het in elk geval niet, niet zonder volstrekt pathetische volzinnen uit te kramen. Ik loop met open ogen in de val van de pseudo-wijnkenner die worstelt met de vraag hoe je in woorden moet vatten wat niet te omschrijven valt.

Als kleuter viel ik head-over-heels voor de klank van de hobo, zo warm, zo vol, zo houtig. Die doordringende klank die je overal doorheen hoort en die toch zo prachtig mengt. Het geluid dat in de juiste akoestiek de ruimte tot in de kleinste hoekjes lijkt op te vullen raakte me, ik herinner me nog haarscherp hoe mijn tenen zich krulden in mijn schoentjes, hoe het leek alsof mijn trommelvliezen opzwollen. Als ik mijn oren had kunnen spitsen had ik het gedaan in die vele uren in de harde kerkbanken waarbij ik genoot van mijn moeders’ zang maar het koor tegelijkertijd probeerde te blokkeren op zoek naar die kenmerkende klank – kan ik ‘m nog vinden?- die mijn oren binnenzweefde, mijn ziel raakte en zich nestelde in mijn hart.
Daar zit ‘ie nog steeds en in het dagelijks leven houdt ‘ie zich koest. Hobospelen is werk, léuk werk, maar wel wérk, en soms gewoon stomvervelend, zelfs onaangenaam.
En af en toe lastig: Geen hond die weet wat een hobo is en als ik het probeer uit te leggen is de reactie vaak ‘goh, wat een apart instrument.’
Apart inderdaad, een curiositeit, een ambacht waarin haast niemand trek heeft het zich eigen te maken, een beetje typisch is mijn vak wel, om niet te zeggen: Getikt.
Maar van de klank krijg ik nooit genoeg en het blijft een voorrecht het te kunnen maken wanneer ik wil, ook al voldoet het nooit aan de eisen die ik er aan stel. Dat intense geluid dat je overal doorheen hoort. Het gevoel dat je lichaam en de hele ruimte om je heen resoneert, de verrukking wanneer de klank volmaakt ‘landt’ op de rest van de muziek, de ontroering wanneer hij ijl door de lucht zweeft en je zachtjes raakt, alsof de hemel zelf een stukje opengaat en een zonnestraal jouw kant op stuurt om de plagend in je zij te prikken. ‘Wonderlijk’ leek ineens de mooiste omschrijving die ik ooit had gehoord, sterker nog het leek een prachtig woord. Ik ontdekte de melodie van de letters en proefde hun klank op mijn tong. Ik hield de hand van de vrouw iets langer vast dan ik normaal zou doen en bedankte haar voor het compliment. Nog licht in vervoering ruimde ik mijn instrument op.
Wonderlijk eigenlijk, dat woord.