Postzegel

Ik heb het raam opengezet zodat de bosjes af en toe zachtjes schommelen in de wind. Als ik mijn hoofd door het kleine raampje steek kan ik nét de tuin zien, waar hun wortels liggen. Ik glimlach.
We hebben een kleine tuin, een echte ‘postzegel’, en ik blijf me verbazen over de mogelijkheden die dat kleine stukje grond ons biedt: Een terras om op te zitten, een haag waar de vogeltjes in nestelen, een grasveld om op te spelen, een ruime ren waar de kippen scharrelen. Een tuinhuis waar de fietsen overnachten en een stevige pergola waaraan mijn hangmat hangt. Nu het zomer is lopen we dagelijks de tuin in met een bakje en plukken rijpe aardbeien, bramen en frambozen, precies genoeg voor één dag. In de border knip ik bloemen en kruiden wanneer ik wil. Dat kan allemaal best op een postzegel.
Wat ik wil bewaren droog ik op zolder en nu de zomer nog even op zich laat wachten duurt dat wat langer. Maar ik heb geen haast.

Er is maar weinig zó zen als tuinieren en het hele proces er omheen. Tuinieren is een oefening in geduld: Wachten op regen, wachten op zon. Wachten tot de zaadjes kiemen, tot de blaadjes groeien, tot de knoppen opengaan. Wachten tot de sla een krop vormt, wachten tot de appels rijp zijn...
En dan, als je de laatste herfstframbozen geplukt hebt, een hele lange winter wachten tot de grond weer bewerkbaar wordt, wachten op het voorjaar.
Dus die paar weken geduld hebben tot de kruiden die ik ondersteboven aan de dakbalken heb gehangen droog zijn kan ik gemakkelijk aan. In de tussentijd geniet ik ook van ze; de lavendel bijvoorbeeld verliest niets aan schoonheid als het groen verkleurt naar grijs en het paars een zachte tint aanneemt. En dan die geur… Soms pluk ik in het voorbijgaan een knisperend tijmblaadje en verkruimel het tussen mijn vingers terwijl ik de trap afloop.

Echtgenoot verbaast zich inmiddels nergens meer over. Hij heeft allang geaccepteerd dat er regelmatig nieuwe plantjes of zaden worden bezorgd, dat het tuincentrum de enige winkel is die ik wél leuk vind en dat ik, ook als het regent, in de tuin zit te wroeten om onkruid te verwijderen, stengels op te binden of planten te verplaatsen. Hij weet dat hij me bij het minste zonnestraaltje achter het huis moet zoeken, waar ik in mijn hangmat boven de geurige kruiden bungel.

Groene vingers heb ik eigenlijk niet, dus ik probeer ‘met de natuur mee’ te tuinieren. Zo koos ik zorgvuldig planten waarvan ik verwachtte dat ze het op onze schrale zandbodem goed zouden doen, en lette op hun lichtbehoefte bij het plaatsen in mijn tuin. Mesten en bestrijden doe ik niet. Snoeien trouwens ook niet, alleen als het te gek wordt.
Ik heb plezier in planten die zó uit een toverdrankenboek lijken te komen: Salie, vrouwenmantel, longkruid, wolfsmelk, duizendblad, wildemanskruid… Zoon noemt mijn border het “heksentuintje”, maar veel verder dan wat kruidenkunde reikt mijn heks-zijn niet. Per slot van rekening ben ik zo mysterieus als een bloembol en ik vind mijn leven zonder magie al spannend genoeg. Ik sta ingeschreven bij de -doorgaans wars van rituelen- protestantse kerk en beschouw mezelf als een nuchtere drent.
Hoewel…

Enige tijd geleden wijdde het programma ‘De Hokjesman’ een aflevering aan ‘De Drent’.
De Drent, zo leerde het programma ons, was eeuwenlang een ongeletterde boer geweest, altijd ten prooi aan de elementen in het woeste landschap. De kerstening kreeg op de Drenten maar matig vat. Ze gingen naar de kerk, maar bleven hun natuurreligie trouw door middel van gebruiken die al eeuwen van generatie op generatie werden doorgegeven. De Drent, zo zei het programma, zou altijd een heiden blijven.

Naast mij op de bank keek Echtgenoot mij veelbetekenend aan en begon te grinniken. Als jongen van de Veluwe, als kind bang gemaakt met hel en verdoemenis, waarde hechtend aan de inhoud van de bijbel en heel voorzichtig omspringend met het geloof als gespreksonderwerp, verbaasde hij zich al vaker over de manier waarop ik mijn geloof beleef. Ik ben namelijk wel gelovig, maar religie vind ik lastig. Ik heb moeite met het feit dat ‘men’ heeft bedacht en besloten wat God zogenaamd van ons wil (of eist) en daar allerlei consequenties aan verbindt. Ik vind het moeilijk om God te vinden in een kerkgebouw waar je je even afsluit van de buitenwereld om via woorden de weg ‘naar boven’ te zien.
Mijn kinderen gaan naar een christelijke basisschool, maar ‘christelijk’ is absoluut de eerste eis die ik zou laten vallen bij het zoeken van een school. Het gevoel erbij is veel belangrijker. We bidden voor het avondeten maar waar Echtgenoot oprecht bidt uit dankbaarheid naar God (ik verdenk de meeste gelovigen trouwens stiekem van “bidden uit gewoonte” ;-) ) wil ik mijn kinderen eigenlijk vooral leren om dankbaar te zijn voor het eten dat op tafel staat en om erbij stil te staan dat dit niet vanzelfsprekend is. Ik heb een hekel aan het gedachteloos naar binnen schuiven, vind het belangrijk om de aarde dankbaar te zijn voor wat het ons geeft.

Bij De Hokjesman vond ik herkenning.
Hier om de hoek in IJhorst bijvoorbeeld (hoewel technisch gezien geen Drenthe) doopt men hun kinderen met water uit rivier De Reest. Een christelijke dienst waarin God wordt geloofd en waarin de wetten van de kerk worden geëerbiedigd, maar het ritueel zélf vindt plaats met water uit het landschap. Ik vond dat prachtig: De IJhorsters maken met hun doop een kind niet alleen onderdeel van de kerkelijke gemeente, ze maken een kind onderdeel van het land. Van Gods’ Schepping, zo je wilt.

In feite doe ik niets anders. Alleen al in onze kleine tuin neem ik mijn kinderen bij de hand en we beleven er de seizoenen intens. Samen verwonderen we ons over de natuur en zijn we dankbaar voor elk ‘resultaat’. Zelfs het weer bekijken we met andere ogen: Die vochtige hitte in het voorjaar was vervelend voor ons, maar fantastisch voor de zaadjes die als een malle ontkiemden bij dit feestklimaat. En toen we laatst door de regen naar school ploegden riep Zoon over zijn schouder: ‘Wél fijn voor de plantjes hè mam?’ Ik was trots op hem en hij had helemaal gelijk: Twee dagen later was het gele gazon weer prachtig groen.

Misschien is dát het wel gewoon, bedacht ik me peinzend toen ik de samengebonden bosjes lavendel aan de dakbalken knoopte. Goed voor de aarde zorgen, dankbaar zijn voor wat de natuur je geeft, altijd de positieve kant proberen te zien, accepteren wat je krijgt, niet streven naar het onhaalbare en nooit vergeten je te blijven verwonderen.
Dat kan allemaal best op een postzegel.